Terug naar de Oertijd
Nederland, Borger, Drenthe
- 94
- 86
- 61
- 2
- 42
- 43
- 41
- 88
- 28
- 23
- 26
- 20
- 9
- 39
- 38
- 6
- 24
- 22
- 40
- 94
Natuurlijk kent iedereen de hunebedden. Deze raadselachtige stenen grafkamers duiken overal op in het Drentse landschap. Maar er zijn nog veel meer spannende sporen uit de oertijd te vinden. Van gletsjerkuilen uit de ijstijden tot grafheuvels en prehistorische akkers. Stap op de fiets en ga mee terug naar de tijd van de mammoeten, de hunebedbouwers en een dominee met heel veel fantasie.
NB De route is eenvoudig op te delen in twee korte routes van 22 en 31 km.
Fietsveiligheid route-informatie: houd op deze route rekening met onderstaande punten; pas je snelheid aan, houd rekening met tegenliggers en mederecreanten en ga waar nodig achter elkaar rijden.
• Algemeen: de fietspaden op deze route zijn goed begaanbaar, met hier en daar een boomwortel die voor een onverwachte hobbel kan zorgen; blijf daarom alert.
• Tussen 61-02, 41-88 (500 m over de dijk) en 42-43 gaat de route deels over smalle trajecten; geef elkaar de ruimte en ga waar nodig achter elkaar rijden.
• Na knooppunt 02 moet je op de eerstvolgende kruising de straat oversteken naar het fietspad, dat aan de linkerkant van de weg ligt; wees bedacht op deze manoeuvre en kijk goed uit, stap bij (seizoens)drukte zo nodig even af.
• Net na knooppunt 88 gaat de route onder de N374 door (langs de oever van het kanaal); de afdaling is steil en maakt een scherpe bocht; je wordt middels borden verzocht om hier af te stappen!
Toegankelijkheid: deze route is minder geschikt voor extra brede fietsen (driewielers, bakfietsen, etc.), vanwege bovenstaande punten (smalle paden en afstappen bij onderdoorgang bij kp88).
Extra routeaanwijzingen:
• Startpunt: de route start tussen knooppunt 40 en 94. Ga vanaf de carpoolplaats noordwaarts het fietspad op, parallel aan de tunnelbak van de N34, en ga dan linksaf, het viaduct over. Je fietst nu op de route naar 94, volg verder de knooppunten.
• Eind van de route: fiets bij 40 richting 94 en ga op de Koesteeg net na het bord Borger voor het viaduct linksaf, terug naar de parkeerplaats.
Routeverkorting: de route is eenvoudig op te delen in twee korte routes van 22 en 31 km.
• Voor de verkorte route rond het Drouwenerveld (22 km) volg je de route vanaf de start tot je weer bij Borger bent. Sla dan bij knooppunt 28 af naar knooppunt 22 en ga dan naar 40.
• Voor de verkorte route over de Hondsrug (31 km) fiets je vanaf de carpoolplaats eerst naar het busstation en dan linksaf tot aan de kerk in Borger. Ga voorbij de kerk de Torenlaan in en rijd deze uit. Rechtdoor, asfaltweg (Buinerstraat), wordt fietspad. Net buiten de bebouwde kom van Borger, pal voor het Kanaal Buiten Schoonoord, ligt links knooppunt 88. Ga hier onder de weg door langs het kanaal en fiets richting knooppunt 28. Volg vanaf daar verder de knooppunten.
Deze tijdreis begint een kleine honderd jaar geleden. Dit bos is vanaf 1922 door werklozen aangelegd. Met de hand! Daarbij vonden ze miljoenen keien in de grond. Lange tijd was het een raadsel waar al die stenen in Drenthe vandaan kwamen, maar nu weten we dat het restanten zijn van de voorlaatste ijstijd, zo’n 150.000 jaar geleden. Gletsjers van honderden meters dik namen toen vanuit Scandinavië enorme hoeveelheden stenen mee. Toen het ijs smolt, bleven ze achter in het landschap. De bosbouwers maakten er dankbaar gebruik van: ze legden keienpaden aan, zodat ze niet meer over de zandpaden hoefden te zwoegen.
Net zo raadselachtig als de zwerfkeien waren de steenhopen in het Drentse landschap. In de 17e eeuw dacht dominee Picardt dat het de graven waren van barbaarse, wrede reuzen, die hij ‘hunen’ noemde. Daar komt het woord hunebed vandaan. Bij Bronneger liggen maar liefst vijf van deze stenen grafkamers. Het hunebed onder de kromme eik is slechts 4,5 meter lang en daarmee het kleinste hunebed van Nederland. De veel grotere buurman is in 1918 grondig onderzocht. Daarbij vonden archeologen meer dan 600 stukjes aardewerk op verschillende dieptes. De dominee had gelijk dat het graven waren, maar ze waren wel degelijk gebouwd door mensenhanden. Vele generaties boeren begroeven hun doden in deze stenen monumenten. Althans een deel van hun doden, want er was lang niet genoeg plaats voor iedereen.
Nederland telt 54 hunebedden, die allemaal een volgnummer hebben gekregen. Hunebed D27 in Borger is de grootste: 22,6 meter lang, 28 draagstenen en 9 enorme dekstenen. Je vindt de recordhouder in het bosje rechts van de weg, net voorbij het Hunebedcentrum. In dit bezoekerscentrum ontdek je hoe de hunebedbouwers – waarschijnlijk – de grafkamers bouwden: met hefbomen en boomstammen waar ze de grote zwerfstenen overheen rolden. Maar het Hunebedcentrum neemt je ook nog veel verder mee terug in de tijd, toen hier nog mammoeten en neanderthalers rondzwierven.
De hunebedden vallen meteen op, maar andere prehistorische sporen zou je zo voorbij fietsen. Zoals de pingoruïne of gletsjerkuil achter bungalowpark Het Land van Bartje. Je komt er door aan het einde van het heideveld het pad naar links te volgen (bij een steen met het nummer 170). De grote kuil achter het heideveld is een herinnering aan de laatste ijstijd, zo’n 20.000 jaar geleden. De gletsjers bereikten Nederland niet, maar het was wel ijzig koud en de grond was permanent bevroren. Als grondwater naar boven kwam, bevroor het. Zo kon hier een dikke ijslens ontstaan, bedekt door een laag grond. Toen het weer warmer werd, ontdooide de ijsberg en bleef een diepe kuil achter.
Nu zijn we zuinig op de hunebedden, maar in vroegere eeuwen had men minder respect voor het prehistorisch erfgoed. De stenen waren tenslotte gratis bouwmateriaal. Ook van D31 in het Hunzebos is weinig over: bij de opgraving van het hunebed in 1820 werden vijf dekstenen gevonden, maar een eeuw later waren er al vier verdwenen. Rond het hunebed, verstopt onder het bos, ligt een structuur van rechthoekige walletjes. Ook hier is dominee Picardt in de 17e eeuw geweest. Fantasie had hij genoeg, want hij zag hierin resten van de welvarende stad Hunsow, die kort na 800 door de Vikingen zou zijn verwoest. In werkelijk horen de walletjes bij raatakkers, rechthoekige akkertjes die vanaf circa 1000 v.Chr. tot aan het begin van onze jaartelling zijn gebruikt.
Goed opletten in de Hoofdstraat in Valthe: na de fietsenwinkel op nr. 60 wijst een hunebeddenbordje naar links. Aan het einde van het pad wachten twee idyllisch gelegen hunebedden, ook bekend als de Valther Tweeling. Bij opgravingen in de omgeving is een groot aantal aardewerkscherven gevonden. Veel potten uit deze periode hebben een trechtervormige hals. Daarom is men de hunebedbouwers later het Trechterbekervolk gaan noemen. Zij waren de eerste boeren in Drenthe, maar zeker niet de eerste bewoners. Toen rond 130.000 jaar geleden het landijs smolt, renden hier neanderthalers met speren achter mammoeten aan. Na de volgende ijstijd, circa 12.000 jaar geleden, bivakkeerden hier rendierjagers.
Alle hunebedden in Nederland zijn kort na elkaar gebouwd: tussen 3400 en 3200 v.Chr. Vanaf 2850 v.Chr. begroef men de doden niet meer in hunebedden, maar in grafheuvels. Een mooi voorbeeld staat net voor de bebouwde kom van Odoorn rechts in de akkers. Deze heuvel diende als graf voor één belangrijke man of vrouw. Eeuwen later werden een tweede en ook een derde persoon in de heuvel begraven. Ook de naam Eppiesbergje verwijst naar een dode, maar dan van recentere datum: ene Egbert (Eppie) Vos zou zich op deze heuvel hebben opgehangen.
Wie waren de cultuurbarbaren die de hunebedden sloopten? Misschien wel de kerkbouwers van Odoorn, want het achterste deel van de kerk is opgebouwd uit zwerfstenen die mogelijk afkomstig zijn van hunebedden. De stenen werden gehakt en gekliefd tot de vorm van een blok en daarna opgestapeld. Ook een deel van het middeleeuwse schip van de kerk bestond oorspronkelijk uit zulke steenblokken. Het huidige schip werd gebouwd in de 19e eeuw, toen de kerk te klein bleek voor de gemeente.
D30 ligt er redelijk ongeschonden bij. Eén deksteen ontbreekt, maar de acht draagstenen en de twee sluitstenen aan de uiteinden staan er nog. Twee poortstenen geven de plek van de ingang aan. Bedenk dat het graf er in de tijd van de hunebedbouwers heel anders uitzag. De gaten tussen de grote stenen waren toen opgevuld met kleine stenen en het geheel was bedekt met een laag aarde. Ook lag de bodem van het hunebed een meter lager dan nu – de hunebedbouwers konden binnen dus gewoon rechtop staan. Onderzoekers vonden vijf vloerlagen, opgebouwd uit keien. Daartussen ontdekten ze potscherven, stenen bijltjes, pijlpunten en verbrande menselijke beenresten. Al deze onderzoeken leverden veel informatie op, maar eigenlijk moeten we na deze fietsroute concluderen dat we nog heel veel níet weten over de oertijd in Drenthe.