Leenderbosroute
Nederland, Noord-Brabant, Waalre
- 45
- 91
- 44
- 69
- 58
- 63
- 71
- 60
- 23
- 66
- 79
- 52
- 20
- 80
- 53
- 55
- 96
- 2
- 98
- 93
- 1
- 15
- 45
Het lijkt soms of schaalvergroting in de landbouw nog geen vat op het landschap heeft gehad. Onder de rook van Eindhoven en vlak bij de Poot van Metz met zijn dagelijkse files liggen nog enkele stukjes oud-Brabant. Wie door de gehuchten Loon, Achtereind of De Heuvel fietst, stelt zich moeiteloos voor hoe het gebied er zo'n 200 jaar geleden uitzag. U fietst ook door de beekdalen van de Tongelreep en de Dommel. Het zuidelijk deel van de route loopt langs het op sommige plaatsen stille Leenderbos.
Fietsveiligheid route-informatie: houd op deze route rekening met onderstaande punten; pas je snelheid aan, houd rekening met tegenliggers en ga waar nodig achter elkaar rijden.
• Tussen 45-91 gaat de route deels over een smal fietspad van slechte kwaliteit met flinke boomwortels; wees bedacht op hobbels!
• Tussen 44-69 gaat de route deels over een onverharde zandweg met veel gaten; hier rijdt veel landbouwverkeer; bij langdurige regen kan de weg modderig worden, bij droogte mul; stap zo nodig af.
• Bij knooppunt 52 bevindt zich in het bos een scherpe bocht in het smalle fietspad.
• Tussen 52-20 en 53-55 gaat de route over een smal fietspad; ga hier achter elkaar fietsen.
• Bij knooppunt 53 steekt de route de zeer drukke Valkenswaardseweg (N396) over; kijk hier goed uit.
• Kort na knooppunt 02 steekt de route de drukke Luikerweg (afslag van de N69) over; kijk hier goed uit.
Toegankelijkheid: deze route is ongeschikt voor extra brede fietsen (driewielers, bakfietsen, etc.) vanwege bovengenoemde smalle paden en ander punten (mul zand, scherpe bocht).
De situatie na de Venbergse watermolen kan wat onduidelijk zijn. Ga na het oversteken van de (drukke) Luikerweg aan het einde van het fietspad linksaf de Venbergseweg op, dan ziet je het volgende bordje staan: rechtdoor richting knooppunt 93.
Ten zuidwesten van Waalre staat 500 m van de route af (bij 44 even richting 25) langs de dalflank van de Dommel een gerestaureerde volmolen. Met een volmolen werd gevold, een begrip uit de wolindustrie. Het vollen beoogde wollen weefsels in één te werken of te vervilten. Hiermee werd de stof dichter, zwaarder en beter bestand tegen slijtage. Het vollen in de watermolen gebeurde met stampers welke door waterkracht opgeheven werden en vervolgens in de volkom vielen. Tegenwoordig wordt de molen ook – op bescheiden schaal – gebruikt voor het opwekken van energie. Hiermee worden circa 15 huishoudens van groene stroom voorzien.
Waterplas De Meeris, ook wel bekend als het Gat van Waalre, bevindt zich ten noorden van Waalre. Deze plas van 15 ha is in de jaren zestig ontstaan door zandwinning. Met het zand is onder meer het verkeersplein De Hogt aangelegd. In de diepe zoetwaterplas oefenen nu de lokale duikvereniging en de duikteams van de politie en de brandweer. In de rietbegroeiing leven onder meer baars, snoek en soms ook paling.
Het Meeuwven ligt net buiten Aalst, aan de Hutdijk. Het is een voedselarm ven dat afhankelijk is van regenwater. Na een droge zomer staat het dan ook bijna leeg. De naam heeft niets te maken met zeevogels, maar dankt het ven aan een verbastering van ‘Nieuwven’. Voor de Napoleontische tijd was dit de naam van het ven. Mogelijk is door een verschijving van de cartograaf de naam veranderd.
Het Leenderbos is een wandel- en fietsgebied bij uitstek. Het ligt op een hoge zandrug tussen de beken Tongelreep (in het westen) en Strijper Aa (in het oosten). Begin 20e eeuw bestond het Leenderbos vrijwel geheel uit heide en stuifzanden. Omstreeks 1936 was het grootste deel van het gebied door de staat aangekocht, met het doel het gebied grotendeels in bos om te zetten. De wegen die door het Leenderbos lopen zijn niet volgens het toen gebruikelijke rechthoekpatroon aangelegd. Men nam de reeds aanwezige, kronkelige zandwegen als uitgangspunt. Het aldus ontstane bos met de grillige indeling maakt het tegenwoordig tot een aantrekkelijk wandelgebied.
De Venbergse Watermolen aan de Dommel werd voor het eerst vermeld in 1227 als eigendom van de abdij van Postel. Deze norbertijnenabdij werd in 1140 gesticht door ridder Fastradus van Utwich. Zijn bedoeling was het klooster in dienst te stellen van de zedelijke en stoffelijke verheffing van de arme bewoners van de streek. Bovendien was het een rustplaats voor reizigers. Om een rendabele exploitatie van de watermolen te garanderen waren de boeren uit de omgeving verplicht hier hun graan te laten malen bij deze ‘dwangmolen’.
Het dorp Dommelen kreeg landelijke bekendheid dankzij zijn bierbrouwerij.