Industrieel erfgoed in Twente
Nederland, Overijssel, Enschede
- 31
- 24
- 23
- 28
- 60
- 61
- 34
- 32
- 30
- 33
- 29
- 81
- 96
- 97
- 50
- 54
- 52
- 53
- 31
Een eeuw lang bloeide de textielindustrie in Twente. Dorpen groeiden uit tot fabriekssteden, textielbaronnen bouwden moderne woonwijken voor hun arbeiders. Wat is hier nog van over? Verrassend veel. Stap op de fiets en je ontdekt gerestaureerde fabrieken met een nieuwe bestemming, ruim opgezette tuindorpen en villa’s van fabrikanten. Bovendien passeert deze route de herrezen wijk Roombeek, de watermolen van Oele en talrijke zouthuisjes in het groene buitengebied.
Let op! Werkzaamheden
Aan het begin van de route – tussen 31 en 14 – zijn er bij de Universiteit Twente werkzaamheden aan de infrastructuur. Volg de omleidingsborden. De werkzaamheden duren tot juli 2024.
Fietsveiligheid route-informatie: houd op deze route rekening met onderstaande punten; pas je snelheid aan, houd rekening met tegenliggers en mederecreanten en ga waar nodig achter elkaar rijden.
• Algemeen: de route gaat over verschillende smalle, halfverharde paden met kuilen; wees bedacht op (onverwachte) hobbels!
• Wees in de centra van Enschede en Hengelo bedacht op drukte en (onverwacht) overstekende voetgangers.
• Tussen 24-23 gaat de route over een smal fietspad.
• Tussen 60-61-34 gaat de route over een smal fietspad, dat overgaat in een nog smaller grindpad.
• Tussen 30-33 gaat de route over een traject met slecht wegdek met hobbels en kuilen.
• Tussen 29-81 gaat de route over een smal fietspad en steekt de drukke Haaksbergerstraat over; let hier extra goed op.
Toegankelijkheid: deze route is ongeschikt voor extra brede fietsen (driewielers, bakfietsen, etc.) vanwege bovengenoemde en enkele andere smalle paden.
Al in de 17e eeuw maakten Twentse thuiswevers textiel op bestelling. Alles veranderde toen in de 19e eeuw uitvindingen als de schietspoel en de stoommachine vanuit Engeland naar Twente overwaaiden. Overal verrezen gigantische textielfabrieken. Enschede groeide uit tot de tweede textielstad van de wereld, in Hengelo werden de zware machines gemaakt. De weelde duurde tot de jaren zestig van de vorige eeuw. Andere landen konden veel goedkoper produceren, waardoor de Nederlandse textielfabrieken hun poorten moesten sluiten. Voor Twente betekende dat een geweldige klap, die nog tientallen jaren nadreunde.
Direct na de start zigzagt de route over het terrein van de Universiteit Twente. Bij de oprichting van de universiteit in 1961 was het uitdrukkelijk de bedoeling dat er een campus naar Amerikaans model zou komen: faculteitsgebouwen, studentenwoningen, winkels, universiteitsbibliotheek en sportvoorzieningen vormen ook nu nog een ‘wetenschappelijk dorp’. Let ook op de verdronken kerktoren in de vijver. Het is een creatie van kunstenaar Wim T. Schippers, maar een toelichting heeft hij nooit gegeven. Misschien verwijst het naar het verdwijnen van het kerkelijke gedachtegoed als de wetenschap floreert?
Op 13 mei 2000 ontplofte een vuurwerkopslag in de wijk Roombeek. Er vielen 23 doden, 200 huizen werden verwoest. Inmiddels staat hier een compleet nieuwe wijk, aangevuld met herinneringen aan de textielfabrieken en arbeidershuizen die vroeger het beeld bepaalden. Niet te missen is de markante Museumfabriek, waar je terecht kunt voor een mix van cultuur, natuur, wetenschap en techniek. Een monument tegenover de fabriek markeert de plek van de explosie. In Rijksmuseum Twente aan de rand van de wijk, een initiatief van textielbaron J.B. Van Heek, hangt kunst van de middeleeuwen tot nu.
Werp vlak voor de spoorwegovergang een blik naar links: het bakstenen gebouw met de vierkante toren is een restant van de textielfabriek (1898) van Van Heek & Co. Rond 1910 was dit een van de grootste industriële complexen van Nederland. Het – opvallend bescheiden – woonhuis van de familie Van Heek zie je even verderop achter de kerk (Oude Markt 26). Het monument vóór de kerk herinnert aan een andere grote ramp die Enschede trof: in 1862 ging de hele historische binnenstad tijdens een brand ten onder.
Toen na 1900 de textielfabrieken explosief groeiden, moest er ook nieuwe huisvesting komen voor de arbeiders. Textielbaron Jan Herman van Heek kwam in 1913 zelf met een oplossing: hij kocht een groot stuk grond achter zijn buitenhuis en liet hier een arbeiderswijk bouwen in de vorm van een Engels tuindorp. Het werd een voor die tijd zeer moderne wijk met bochtige straatjes, huizen met puntdaken, poortgebouwen, groene pleinen, winkels, scholen en een badhuis. Rond knooppunt 61 is veel van de sfeer van toen bewaard gebleven.
Wat doen al die kleine, groene huisjes daar langs de weg? Het zijn zouthuisjes. Hier wordt zout gewonnen dat op grote diepte in de ondergrond zit. De werkwijze is al honderd jaar hetzelfde: lauw water wordt in de grond gebracht, het zout lost op en het nu zoute water wordt via pijpleidingen naar de fabriek in Hengelo getransporteerd.
Vóór de komst van de stoommachine werd dankbaar gebruikgemaakt van waterkracht. Al in de 14e eeuw moet er in Oele een watermolen hebben gestaan, maar de huidige molen dateert van 1690. Het water van de beek dreef een groot rad aan, zodat in de molen graan kon worden gemalen. Tot 1900 stond er nog een molen aan de andere kant van de beek. Hier werd olie geperst uit oliehoudende zaden als lijnzaad, koolzaad en lijnzaad. Die olie werd vervolgens gebruikt om mee te bakken of in olielampjes.
Fabrieken kunnen niet zonder transport. Daarom waren er al in de 19e eeuw plannen voor de aanleg van een kanaal naar Twente, maar het duurde tot 1930 voor de eerste schop de grond in ging. Letterlijk zelfs, want het Twentekanaal is met schop en kruiwagen gegraven: het was een werkverschaffingsproject voor werklozen tijdens de crisisjaren. Via het kanaal werden ruwe katoen uit Amerika en steenkool uit Limburg naar de textielfabrieken gebracht. Eindproducten als zout, textiel en motoren van Stork werden vervolgens weer per schip afgevoerd.
In Hengelo werden de machines gebouwd voor de Twentse industrieën. Vooral machinefabriek Stork heeft een groot stempel gedrukt op wat ooit een boerendorp was. Fabrikant C.F. Stork begon in 1910 met de bouw van een eigen tuindorp: ’t Lansink. Eerst fiets je langs een zwemvijver waar het zand voor de nieuwe wijk werd gewonnen. Rond het centrale plein bij knooppunt 96 ontdek je onder meer een poortgebouw, een monument voor de stichter en een hotel voor de zakelijke gasten. Wat ook opvalt in deze wijk: arbeiders, bazen, ingenieurs en klerken woonden vlak naast elkaar.
Aan de rand van de wijk pronkt een gebouw zo hoog als een kathedraal. Van 1902 tot 1972 was dit de gieterij van Stork, waar metalen onderdelen voor motoren en machines werden gegoten. Nu is hier een ROC gevestigd. Op schooldagen mag je naar binnen en blijkt dat de leerlingen les krijgen in een prachtig industrieel monument. De vierkante toren links achter de school hoorde bij de modelmakerij, waar de mallen voor de gieterij werden gemaakt. De brandweerauto’s voor de deur verraden de huidige functie.