Oudland en nieuwland in Zuid-Beveland
Nederland, Zeeland, Nisse
- 92
- 98
- 96
- 39
- 38
- 37
- 93
- 94
- 85
- 88
- 82
- 2
- 99
- 62
- 76
- 92
Zeeland is stukje bij beetje op de zee veroverd. Dat is goed te zien in Zuid-Beveland, waar een wirwar van dijken, kreekresten en kleinschalige akkers herinneren aan de inpolderingen. Ze vormen een prachtig decor voor deze fietsroute. De benaming ‘oudland’ wordt gebruikt voor stukken land die al rond het jaar 1000 werden bewoond en sindsdien niet meer door de zee zijn terugveroverd. ‘Nieuwland’ staat voor land dat vanaf omstreeks 1200 werd ingepolderd. Hier zijn de akkers groter en blokvormig.
Fietsen langs landschapselementen
Deze route is onderdeel van een serie fiets- en wandelroutes langs verschillende landschapselementen. Het Nederlandse landschap is een echt cultuurlandschap. Door de eeuwen heen veranderde de mens de natuur, bedoeld en onbedoeld. Die ingrepen in het landschap vertellen veel over het verleden. Op deze website kun je meer lezen over deze zogenoemde ‘leestekens van het landschap’ en over waar je ze kunt zien.
Fietsveiligheid route-informatie: houd op deze route rekening met onderstaande punt; pas je snelheid aan, houd rekening met tegenliggers en mederecreanten en ga waar nodig achter elkaar rijden.
• Tussen knooppunt 98-96 steekt de route de drukke provinciale weg over; kijk hier extra goed uit.
Toegankelijkheid: deze route is in principe geschikt voor extra brede fietsen (driewielers, bakfietsen, etc.), mits je rekening houdt met bovenstaande punt.
Nisse is zonder twijfel een van de mooiste dorpjes van Zeeland. Naast de kerk ligt een groen, rechthoekig plein, omringd door gerestaureerde huizen. Een muziektent, een oude waterpomp en een vijver kleden het plein verder aan. Zo’n dorpsvijver heet in Zeeland een vaete. Hier dronk het vee en pompte de brandweer bluswater op.
In het voorjaar bloeien de meidoornhagen uitbundig in het heggenlandschap rond Nisse. Het is een mooi voorbeeld van oudland: grillig verkavelde graslanden met drinkpoelen, heggen en bloemrijke dijken. Het hollebollige grasland is ontstaan door het afgraven van veen. Dat werd gebruikt als brandstof en er werd zout uitgehaald.
Kort voor knooppunt 98 markeert een machtige lindeboom de splitsing van de Brilletjesdijk en de Valdijk. Het is een grenslinde die vroeger de grens aangaf van de eigendommen van de verschillende landheren. Ook verderop passeert de route zulke markante grensbomen.
De plas links van de dijk is een restant van de Zwake, een brede zeearm die in de 11e eeuw tijdens een stormvloed was ontstaan. Via deze geul voeren grote handelsschepen naar Antwerpen. Dat veranderde toen steeds weer stukken langs de oever werden ingepolderd, waardoor er slechts een smalle kreek overbleef. De aanleg van een dam in 1445 maakte een definitief einde aan de kreek. Nu is de Zwaakse Weel een prachtig natuurgebied, omringd door bos, oude akkers en hoogstamboomgaarden.
De plaatsnaam zegt het al: rond dit dorp ligt oudland. Al ten tijde van de Romeinen was er bewoning in dit deel van Zeeland, maar later verdween alles weer onder water. Pas vanaf het jaar 1000 werd er voorzichtig weer gewoond en gewerkt op de drooggevallen gronden. Vanaf de 12e eeuw werden dijken aangelegd om de eilanden te beschermen. De kerktoren in het dorp is van omstreeks 1400. Let ook op de fraaie leilindes met daartussen een travalje: hierin werden de paarden vastgezet als ze nieuwe hoefijzers kregen.
Ten zuiden van de zeearm de Zwake lagen drie omdijkte eilanden. Die groeiden door de aanleg van dijken langzaam aan elkaar vast. Toch bleef de angst voor een nieuwe stormvloed. Daarom werden in de 13e/14e eeuw als extra bescherming vier nieuwe binnendijken aangelegd. Die werden vijfzodendijken genoemd, waarschijnlijk vanwege de hoogte van de dijken. De Baandijk is hiervan een voorbeeld.
Vanaf nu even geen kronkelende dijken meer, maar rechte wegen en blokvormige akkerbouwpercelen. Dit is nieuwland, ontstaan doordat rond de oude eilanden steeds weer nieuwe stukken grond werden omdijkt. Dit proces van landje veroveren ging door tot in de 17e en 18e eeuw. Nog een zichtbaar verschil met oudland: het maaiveld is minder ingeklonken, waardoor het vaak net wat hoger ligt.
Het mooist is Zuid-Beveland in de lente en de zomer. Dan bloeien de meidoorns volop en sieren klaprozen en zo’n twintig bedreigde plantensoorten de taluds van de dijken. Natuurmonumenten beheert circa 80 kilometer van zulke bloemdijken. Zo wordt er pas gemaaid als de bloemen hun zaden hebben verspreid. Ook grazen er schapen op de dijken, waardoor er extra variatie komt in de vegetatie.
Dat de zee nooit definitief verslagen is, bewijst de plas links van de dijk. Het is een van de vele kolkgaten die achterbleven na een dijkdoorbraak. In Zeeland noemen ze dat een weel of wiel. Door de kracht van het binnenstromende water werd zand uit de ondergrond achter het kolkgat neergelegd. Fruitbomen doen het goed op zulke ondergrond, zoals bij veel wielen te zien is. De diepte van het gat zorgde er ook voor dat een nieuwe dijk met een grote bocht om het wiel moest worden aangelegd.
In de middeleeuwen was zout zeer kostbaar. Daarom werd in Zeeland zout gewonnen uit veen dat lang overspoeld was geweest door zout zeewater. Deze moernering of selnering was zeer bewerkelijk: eerst werd het veen opgegraven, dan gedroogd, nogmaals met zout water overgoten en tot slot verbrand. Uit de as kon vervolgens zout worden gewonnen. Op deze manier werden grote stukken land afgegraven en daalde het maaiveld aanzienlijk. Vaak bleef na de moernering een hobbelig landschap over, zoals dat rechts van de weg te zien is.
Voorbij knooppunt 76 gaat de route langs enkele bosschages. Aan het einde daarvan wijst rechts een bordje de weg naar een vliedberg. Na een korte wandeling komt de ‘berg’ in beeld. In de 11e-14e eeuw stond op de heuvel een versterking waarin de plaatselijke landadel zich bij gevaar kon verschansen. Een gracht zorgde voor extra bescherming. In heel Zuid-Beveland zijn zulke vliedbergen te vinden, bijvoorbeeld in Nisse, vlak voor het einde van de route links van de weg (niet te bezoeken).