Rapunzels bij de Drentsche Aa
Nederland, Drenthe, Oudemolen
De Drentsche Aa heeft de status van Nationaal Park. Dit water wordt omschreven als een zilveren lint, met verrassende doorkijkjes, akkers, hooilanden, bossen, heidevelden, stuifzanden en vennen. Toch is de Drentsche Aa geen rivier, maar een stelsel van beken, ook wel diepen genoemd. Eén ervan is het Oudemolensche Diep. Op zijn allermooist is dit Diep in het voorjaar als de hooilanden langs de oevers heftig in bloei staan.
Let op. Deze wandelroute loopt vlak langs de oever van de Drenthsche Aa. Na veel regenval kunnen de paden onder water staan en moeilijk/niet begaanbaar zijn.
Hond mee: tijdens deze hele route zijn honden aangelijnd toegestaan. Let op: binnen de afrastering op het Molenveld mogen honden per 01-04-2024 niet meer komen. Er staat aan het begin van de route op borden een omleiding weergegeven. Ook rondom Molen de Zwaluw wordt op bordjes een alternatieve route vermeld. Gebruik de ANWB Eropuit app om weer terug te komen op de route!
Toegankelijkheid: deze route is niet toegankelijk voor mindervaliden vanwege de smalle onverharde paden en de grote hoogteverschillen.
Paden: deze route voert voor 95% over onverharde (grind-‚ zand-‚ gras- of schelpen)paden.
De route is bewegwijzerd. Volg de blauwe bordjes met een wandelaar pijlen erop.
Let op: Langs de beek kan het nat zijn, draag stevige waterdichte wandelschoenen!
Van een rustig kabbelend beekje tot een woeste stroming, het Oudemolense Diep heeft vele gezichten. De beek is even gevarieerd als de wandelroute langs zijn beekdal in Oudemolen. Loop langs heide, door bos en bewonder de weidebeekjuffer als hij in het voorjaar en de zomer sierlijk boven het water danst.De mannetjes verdedigen hun territorium en je ziet hun getekende blauwe lijfjes sierlijk boven het water dansen
Het stroomdal barst van de heidevelden en zandverstuivingen, elzensingels, esdorpen-met-brink en hooilanden die in het voorjaar geel en rood kleuren van de boterbloemen en zuring. De boeren maaiden hier vroeger maar één keer per jaar. Mest kwam er niet aan de pas. En hoe voedselarmer de grond, hoe meer planten. Staatsbosbeheer heeft die eeuwenoude landbouwmethode voortgezet. Er wordt pas na 15 juni gemaaid. Dan hebben de meeste planten gebloeid. En hebben de weidevogels hun jongen grootgebracht. Ook de boeren van nu helpen mee met het natuurbeheer. Dat het harde werk aan het landschap van de Drentsche Aa loont kun je zien aan de massale terugkeer van orchideeën. In het voorjaar veranderen groene weilanden in een paarse bloemenzee.
Het Oudemolense Diep is een van hoofdaders van de Drentsche Aa. ’s Zomers verschuilt het water zich tussen de bloemrijke groenlanden. In de winter is er juist water in overvloed. Dan treedt de beek buiten zijn oevers en overspoelt het land. Onderweg kun je dan drassige plekken tegenkomen. Door opwellend grondwater en overstromingen is de omgeving van een beek vrijwel altijd nat. Oorspronkelijk groeiden hier moerasbossen van els en wilg: bomensoorten die goed bestand zijn tegen natte voeten. Toen men in de middeleeuwen de beekdalen veranderde in hooiland verdwenen de bossen. Langs het Oudemolense Diep vind je nog restanten moerasbos terug. Het natuurgebied de Drentsche Aa is een stroomdallandschap dat bestaat uit kleine kronkelende beekjes. Het landschap bestaat uit bloemrijke graslanden, moerassige graslanden, bossen en heide. In de zomer, als alle bloemen in de graslanden in bloei staan, is het hier een en al lieflijkheid met bloemen en weidebeekjuffers die over het water scheren en dansen. De beken zie je dan nauwelijks tussen al dat zomergroen. In de winter zijn de verhoudingen omgekeerd. De beken kleuren het landschap buiten de lijntjes.
Het duurt even voordat het Oudemolensche Diep zich laat zien. Pas na Molen de Zwaluw en wat bochtenwerk om bosjes en weilanden heen duikt de glinsterende stroom op – en inderdaad, die is net zilver. In grote meanders slingert het Diep zich door de hooilanden die door het ontelbare aantal voorjaarsbloemen geel, roze en paars gekleurd zijn. Er staan koekoeksbloem, zegge, rus, ratelaar, orchis en rapunzel, maar het opvallendst in april is de pinksterbloem, die een zee van lila en paars vormt. De plant kan goed leven in nattigheid. De deelblaadjes hebben korte steeltjes die wortels vormen terwijl ze nog aan de plant zitten. Als de blaadjes van de plant vallen, kunnen die wortels meteen uitgroeien tot nieuwe planten.
Zwartblauwe rapunzel
Een inktkleurige, soms blauwmetalig glanzende en vrij flossige, wat los in elkaar zittende bloem – dat is een mooie omschrijving van de rapunzel. De plant bloeit maar kort, tussen half mei en half juni, en wordt ongeveer kniehoog. Hij houdt van een voedselarme bodem, waar helder kwelwater opborrelt en dat is precies het geval in het beekdal van de Drentsche Aa en dan vooral bij het Oudemolensche en Taarlosche Diep. Bijzonder is dat de plant hier in het open grasland staat, terwijl hij over de grens naar het zuiden vooral in vochtige loofbossen groeit.
Wie veel geduld heeft kan vanaf het bruggetje over het Oudemolensche Diep misschien een glimp opvangen van de prikvis. Dit bijzondere visje wordt in de beek geboren en leeft de eerste vier jaar als blinde larve in de modderige bodem. Daarna krijgt hij ogen en trekt naar de kust. Daar zoekt hij een lekkere dikke vis uit – een makreel, kabeljauw, haring of wijting – waar hij zich met zijn zuigmond aan vastzuigt en er via een wondje bloed aan onttrekt. Na drie jaar keert hij terug naar de Drentsche Aa om te paaien, daarna is het tijd om te sterven.
De grauwe klauwier ziet eruit als een piraatje, met een zwart masker voor z’n ogen. Het mannetje heeft een grijze kop en een roodbruine rug waardoor hij goed te herkennen is. Hij is uitgerust met een kromme roofvogelsnavel maar is zo groot als een zangvogeltje. De klauwier jaagt vanaf een hoge uitkijkpost, meestal rechtop zittend in de top van een struik, maar soms ook biddend in de lucht. Hij is gek op grote insecten zoals kevers, sprinkhanen en libellen, maar ook vangt hij hagedissen, muizen of zelfs een ander zangvogeltje. Zijn prooi prikt hij op doornen van struiken en prikkeldraad onder het motto: wie wat bewaart die heeft wat. In het voorjaar keert hij terug van zijn overwintering in Zuid-Afrika.
Ten zuiden van de Oudemolenseweg vervolgt het pad het Oudemolensche Diep, stroomopwaarts naar de plek waar het Taarloosche Diep en het Gasterensche Diep samenkomen. Vanuit het bos hebt u een fraai uitzicht over de hooilanden langs die beken. In mei en juni ziet het hier paars van de bloeiende orchideeën, onder andere van de brede orchis. Die heeft grondwater nodig waar veel mineralen in zitten, zoals ijzer. De bloemen zijn dieppaars, soms roze en worden door de Friezen Frouljustriennen genoemd omdat ze op vrouwentranen lijken.
Opnieuw kruist het pad het Oudemolensche Diep. Dit is een mooie plek om waterjuffers te spotten. Van eind mei tot augustus dansen hier weidebeekjuffers boven het kraakheldere water. Vooral de diepblauw gekleurde mannetjes vallen op. Ze wapperen vlak boven de beek heen-en-weer om indruk te maken op de vrouwtjes. In een goed bewaakt territorium zet het vrouwtje haar eieren af. Het insect leeft eerst als larve onder water. Daarna komt het naar boven en verandert in zo’n fraai uitgedoste waterjuffer. Jonge juffers moeten nog bijkleuren, pas daarna verschijnen de donkerblauw gekleurde banden op de vier vleugels.
Weer in de buurt van het startpunt kunt u op het gangenstelsel van een
mol stuiten. Mollen leven ondergronds en houden van larven, insecten en op z’n tijd een jong muisje. Ze graven oppervlakkige jachtgangen (mollenritten) en diepe gangen (waarbij de molshopen ontstaan) in een tempo van soms 15 m per uur. Hun graafgebied bedraagt ’s winters zo’n vijftig meter in het rond, maar in het voorjaar kan dat bij hitsige mannetjes oplopen tot 150 m. Zodra de jongen volwassen zijn, worden ze uit het ouderlijke gangenstelsel gezet. In de zomer graven ze een gang naar de buitenwereld waar ze op zoek moeten naar een ander territorium. Mollen leven gemiddeld drie tot vijf jaar.