Leren kamperen dankzij de ANWB
Rond 1920 werd kamperen steeds populairder. Vooral toen kantoorbedienden, overheidsambtenaren en beter geschoolde arbeiders twee weken vakantie per jaar én een vrije zaterdagmiddag kregen. Dat gaf het kamperen een geweldige impuls. Rond 1930 telde Nederland al zo’n dertigduizend kampeerders.
Stedelingen kregen steeds meer belangstelling voor de natuur en kamperen sloot daarbij aan. Aanvankelijk waren kampeerders vooral jonge mensen die eropuit trokken op de fiets. Pas in de jaren dertig zou dit ook meer per auto gebeuren. Mensen kampeerden overal waar vrije terreinen beschikbaar waren: stranden, duinen, heidevelden en, als de eigenaren toestemming gaven, op landgoederen en in bossen. Vrij kamperen was de norm. Daarnaast ontstonden ook de eerste betaalde kampeerterreinen. Het eerste moderne kampeerterrein met toiletgebouw, kampwinkel en kantine was het in 1925 geopende Saxenheim in Vierhouten, op de Veluwe. Daarna volgden Bakkum (1928) en vele andere kampeerterreinen langs de kust en op de Veluwe.
Instructie tijdens een oefenkamp in Ommen.
Bewijs van deelname van een oefenkamp.
Overzicht van een ANWB-oefenkamp.
Slechte ervaringen
Om al dat kamperen in goede banen te leiden, stelden gemeenten verordeningen op. In 1933 bracht de ANWB 136 Nederlandse kampeerterreinen in kaart. Het leeuwendeel ervan was op dat moment nog gratis. Maar veel grondbezitters sloten in de jaren erna hun terrein voor kampeerders. Dat kwam door slechte ervaringen met kamperende toeristen; ze richtten vernielingen aan of veroorzaakten een bos- of heidebrand met hun kampvuur. De ene na de andere gemeente verbood het kamperen.
KampeerKampioen
Eind jaren dertig ging een kwart van de Nederlandse vakantiegangers met de tent eropuit. Toen besloot de ANWB zich ook actief met het kamperen bezig te houden. Het zette in 1939 een afdeling kamperen op, stelde een kampeercommissie in met daarin vertegenwoordigers uit de kampeerwereld en nam de Kampeerkaartencentrale over. Deze centrale, geleid door Bab van der Weyde, gaf kampkaarten uit aan kampeerders die als betrouwbaar bekendstonden. Kampeerders konden zich met deze kaart identificeren. Op advies van de ANWB stelden veel gemeenten de kaarten verplicht. Wie wilde kamperen, had een kampkaart nodig. Ook gaf de ANWB het handboek Klaar voor ’t kamp van Ton Koot uit om kampeerders voor te lichten over de kampeeruitrusting en hoe ze zich moesten gedragen op een kampeerterrein. In 1941 verscheen bovendien de KampeerKampioen. Mensen die voor één gulden per jaar kampeerlid van de ANWB werden, kregen dit tijdschrift thuisgestuurd. In het blad stonden reisverhalen en voorlichting over tenten, kookgerei en andere kampeermaterialen.
Leren kamperen
Om kampeerders te trainen in het omgaan met hun uitrusting zette de ANWB oefenkampen op. Vanaf 1948 vonden de kampen plaats in Ommen aan de Overijsselse Vecht. Generaties kampeerders zouden er het kamperen leren. Daarnaast organiseerde de ANWB in de jaren vijftig en zestig grote kampeertentoonstellingen, waar alle nieuwigheden op kampeergebied stonden uitgestald.
Onlosmakelijk verbonden
De ANWB is nog altijd zeer actief op kampeergebied. De bond keurt campings, geeft campinggidsen uit, organiseert kampeerreizen, test tenten, caravans en campers, vereenvoudigt het reserveren van campings en geeft nog steeds de KampeerKampioen uit. Kamperen en de ANWB zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.