Als een spin in het web. De ANWB en de Nederlandse rijwielpadverenigingen
140 jaar ANWB
Sinds 1896 legden enkele gemeenten in Nederland fietspaden aan tussen het centrum en het station of in een recreatief buitengebied. Pogingen van de ANWB om meer gemeenten hiertoe te stimuleren, strandden echter op desinteresse van plaatselijke bestuurders. Daarom ging de ANWB zelf fietspaden aanleggen. In 1907 schafte ze hiervoor zelfs een motorwals aan. De organisatorische basis bleef echter zwak.
Baarn als bakermat
Dit veranderde toen in maart 1914 in Baarn een rijwielpadvereniging werd opgericht. De Baarnse vereniging werd opgericht door Gerard Anton Pos, eigenaar van een Amsterdams handelshuis en ondervoorzitter van de ANWB, op verzoek van zijn vrouw. In deze periode was het niet mogelijk om als vrouw een rechtspersoon op te richten. Na de aanleg van een rijwielpad tussen Baarn en Laren breidde het net van de vereniging zich stap voor stap uit. De initiatiefnemers streefden niet alleen naar fietspaden met goede, degelijke verhardingen die fietsers de natuur in brachten, maar wilde vooral ook vrijliggende paden op afstand van de doorgaande wegen aanleggen vanwege het toenemende aantal auto’s op die wegen. De vereniging werd ‘Gooi en Eemland’ gedoopt en legde paden aan in het hele Gooi en in het gebied ten noorden van Amersfoort. Ze zette afdelingen op in Hilversum, Bussum, Baarn en Laren. Deze afdelingen wierven leden, onderhielden contacten met gemeenten en ontwierpen paden in hun gebied. De kosten van aanleg en onderhoud werden door de leden, de gemeenten, de provincies Noord-Holland en Utrecht en de ANWB gezamenlijk gedragen. Binnen tien jaar had de vereniging Gooi en Eemland meer dan 2000 leden en beheerde ze een padennet van meer dan 100 km. De vereniging had een opzichter en twee arbeiders in dienst.
De rijwielpadvereniging Eindhoven Met Omstreken (E.M.O.)
Voor de ANWB was het succes van Gooi en Eemland reden om ook elders rijwielpadverenigingen op te richten. De oprichting van de rijwielpadvereniging Eindhoven Met Omstreken (E.M.O.) was hiervan een goed voorbeeld. De E.M.O. werd opgericht in het najaar van 1916 door de ANWB-wegencommissie in samenwerking met ANWB-consul Th.C.P.M. Kolfschoten uit Eindhoven. Veertig genodigden uit Zuidoost-Brabant waren aanwezig op een oprichtingsbijeenkomst met sigaren en thee. Uitgenodigd waren onder andere de burgemeesters van Leende, Oirschot, Woensel, Tongelre, Stratum, Strijp, Geldrop en Heeze. Het bestuur van de E.M.O. werd in Eindhoven gevestigd, van hieruit werden de afdelingen in de omringende gemeenten opgezet. Net als bij Gooi en Eemland werden in iedere plaats de burgemeester, schoolmeesters, notarissen en andere notabelen benaderd om de lokale besturen te vullen. Opvallend was de grote rol van de plaatselijke fabrikanten in de E.M.O.. Zo trad al snel sigarenfabrikant Henri Wintermans tot het bestuur van de E.M.O. toe, terwijl Anton Philips de vereniging financieel steunde en zelfs de aanleg van enkele fietspaden liet uitvoeren door zijn bedrijf. In de jaren 1920 zou de E.M.O. een uitgebreid fietspadennet in Zuidoost-Brabant aanleggen met Eindhoven als stralend middelpunt.
De rijwielpadvereniging Utrecht met Omstreken (U.M.O.)
Ook de oprichting van de U.M.O. (Utrecht Met Omstreken) was te danken aan een samenwerking tussen een lokale consul en de ANWB-wegencommissie. Al in 1919 legde de U.M.O. zijn eerste rijwielpad aan, van de oostelijke stadsrand van Utrecht naar Bilthoven, parallel aan Rijksweg 25. Ook de U.M.O. legde vooral vrijliggende fietspaden aan, zowel om dorpen onderling beter te verbinden als om heide en bos te ontsluiten voor de recreanten. Toen de U.M.O. in 1928 zijn tienjarig bestaan vierde, had het meer dan 100 km pad in beheer en telde ze bijna 3000 leden. De U.M.O. bouwde in de jaren 1920 een fietspadennet over de hele lengte van de Utrechtse heuvelrug met uitlopers naar het gebied van de rijwielpadvereniging Veluwe-Zuid en daarbuiten.
De fietspaden na de verenigingen
Tussen 1920 en 1950 werden in heel Nederland dergelijke fietspadverenigingen opgericht. De activiteiten van de verenigingen zorgden ervoor dat Nederland in 1950 over zo’n 3000 km aan toeristische fietspaden beschikte. In de decennia daarna zou de rol van gemeenten, provincies en het Rijk bij de aanleg en het onderhoud van fietspaden steeds groter worden. Terwijl de lengte van de fietspaden in Nederland toenam tot zo’n 35.000 km, deed sinds de jaren 1960 de ene na de andere rijwielpadvereniging de paden over aan recreatieschappen, natuurreservaten en nationaal landschappen. Hun erfenis is echter nog steeds zichtbaar.
Deel deze pagina